Vroege geschiedenis

Omstreeks 1300 wordt Sandenburg voor het eerst vermeld, als ‘woontoren met zes merghen lants’. Sandenburg is in die tijd niet meer dan een versterkte toren; de witgepleisterde aanbouw en bijgebouwen dateren pas uit de 19e eeuw. In het Langbroekerwetering gebied werden in de Middeleeuwen veel versterkte torens gebouwd. De Bisschop van Utrecht en zijn buurman, de Hertog van Gelre, hadden destijds weinig warme gevoelens voor elkaar, en om hun grondgebied te beschermen tegen een mogelijk inval werden in het grensgebied wachttorens neergezet. Sandenburg was ook zo’n wachttoren. In de loop der tijd werd de toren uitgebouwd tot woontoren en kasteel. In 1538 werd Sandenburg als Ridderhofstad erkend. Het kasteel was in die tijd uitgegroeid tot een geheel omgracht complex met een toren, verschillende woonvleugels en een voorburcht.

Sandenburg en de familie Van Lynden

In 1792 werd  Landgoed Sandenburg gekocht door G.C.C.J. Baron van Lynden. Hij werd daarmee ‘heer van Sandenburg’, en de familienaam veranderde naar Van Lynden van Sandenburg. De Ridderhofstad was voor 1792 al bijna geheel gesloopt: alleen de vierkante woontoren van vier verdiepingen stond er nog. Tussen 1861 en 1864 werd deze woontoren door de Van Lyndens weer uitgebouwd tot kasteel. Onder architectuur van de bekende architect Van Lunteren werd het gebouw opgetrokken in romantische, neogotische stijl, en kreeg het zijn karakteristieke witgepleisterde muren en torens. Het park rond het kasteel werd naar de vigerende mode in Engelse landschapsstijl aangelegd. Naast het kasteel werden het Koetshuis, de Oranjerie en de Poortwachters woning gebouwd. Tegen de achterzijde van de Oranjerie kwam de woning voor de koetsier gebouwd, waar in 1905 de dichter Gerrit Achterberg werd geboren. In de 18e en 19e eeuw werd Landgoed Sandenburg door aankoop en vererving steeds groter. Tegen het einde van de 19e eeuw was het landgoed uitgegroeid tot ruim 600 hectare.